dinsdag 3 september 2013

IS WERKEN EEN STRAF?


Man met 'Lachend Gezicht', Totonaken. 600-900, Las Remojadas, terracotta, hoogte 37 cm, Museo de Antropologia de la Universidad Verucruzana, Xalapa. Het gezicht van deze staande naakte man staat bekend als een smiling of laughing face. De man draagt een opstaande hoofdtooi waarop het, uit de architectuur komende, trap-meander motief in reliëf is weggegeven.(...) Dergelijke figuren zijn in grote getale gevonden. Niet minder vaak zijn alleen de afgebroken hoofden aangetroffen zodat men aan ceremoniële onthoofding heeft gedacht. Zij maken de indruk van extase, aangeraakt door de goden na misschien het nuttigen van een hallucinerende paddestoel of cactus. De figuren kunnen gezien worden als bemiddelaars tussen de mens en de godenwereld. Soms zijn zij met een muziekinstrument uitgebeeld zodat associaties met de goden van dans en spel ook voor de hand liggen.(Ted Leyenaar en Felipe Solis, Mexico een goddelijke reis, De Nieuwe Kerk Amsterdam/Waanders Uitgevers 2002 blz.213)

Is werken een straf? Voor veel mensen wel en ook volgens de Bijbel. Geen grote autoriteit meer in onze dagen maar nog altijd eerbiedwaardig. In het Scheppingsverhaal lezen we dat we na de zondeval, dit wil zeggen onze breuk met god als onze schepper, voortaan zullen moeten werken voor ons brood.

“Tegen de mens zei hij:
‘Je hebt geluisterd naar je vrouw,
gegeten van de boom die ik je had verboden.
Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan,
zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang.
Dorens en distels zullen er groeien,
toch moet je van zijn gewassen leven.
Zweten zul je voor je brood,
totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen:
stof ben je, tot stof keer je terug.’
(Genesis 3, verzen 17,18 en 19)

Werken is dus inderdaad een straf van God of van de goden zoals de Mexicaanse schrijver en dichter Octavio Paz schrijft in “Lach en Boete”, voorwoord bij 'Magia de la risa' (Magie van de lach) een boek met foto's van oud-Mexicaanse beeldjes, Mexico 1962). Ik las “Lach en Boete” in Octavio Paz, De kunst van Mexico, Meulenhoff, 1993.

Paz begint met een analyse van de lach die hij ziet op de gezichten van aardewerken beeldjes die in grafheuvels in Veracruz, Mexico zijn gevonden. Hij vraagt zich af wat dat voor lach is. Paz meent dat de lach van de beeldjes een 'kosmische lach' is, een lach die je kunt vergelijken met de kinderlach.

Tegenwoordig lachen alleen kinderen nog op een manier die herinnert aan die van de Totonaakse beeldjes. De lach van de eerste dag, een woeste lach die nog dicht bij het eerste huilen stond: overeenstemming met de wereld, dialoog zonder woorden, plezier.(...) De kinderlach herstelt de eenheid tussen de wereld en de mens maar kondigt ook hun definitieve scheiding aan. Kinderen spelen dat ze elkaar in de ogen moeten kijken: wie het eerst lacht heeft verloren. Lachen heeft een prijs. De lach heeft opgehouden aanstekelijk te zijn. De wereld is doof geworden en kan van nu af aan alleen nog veroverd worden met inspanning of offer, met arbeid of rite.” (blz.68)

Een lang citaat dat laat zien hoe Paz van de lach bij de arbeid terecht komt. Zijn conclusie dat de wereld doof is geworden en de lach heeft opgehouden aanstekelijk te zijn is misschien wat bout maar bevat een kern van waarheid. Ons lachen is vaak als van de boer met kiespijn, om onze verlegenheid te verbergen, om andere belachelijk te maken of zelfs demonisch. Lachen is meestal niet bevrijdend ook al doen we soms nog zo ons best. Lachen staat ook dicht bij huilen. Soms verbaas je erover hoe snel een lachend kind overgaat in huilen. Alsof ze bij elkaar horen.

De goden kunnen altijd en overal in alle vrijheid lachen. Goden bestaan met de lach. Ons mensen is dat na de breuk met de goden niet meer gegund. Wij kunnen alleen nog maar bestaan door arbeid en “naarmate de sfeer van de arbeid zich uitbreidt, wordt die van de lach beperkter. Mens worden betekent leren werken, leren zich ernstig en formeel te gedragen.” Hier heeft Paz opnieuw een punt.

Na deze vaststelling trekt Paz de lijn verder door. “Maar met het vermenselijken van de natuur (door arbeid) ontmenselijkt het werk de mens. De arbeid ontneemt de mens letterlijk zijn menselijkheid. En niet alleen omdat zij de arbeider verandert in een loonslaaf ( waar het materialistische Marxisme vooral oog voor heeft), maar omdat deze door het werk zijn leven met zijn beroep verwart. Het maakt hem onafscheidelijk van zijn gereedschap, brandmerkt hem met zijn eigen werktuigen. En alle gereedschappen zijn serieus. Arbeid vernietigt het wezen van de mens: het verstrakt zijn gezicht, verhindert hem te huilen of te lachen.”

Paz heeft met al zijn scherpte niet helemaal gelijk. Werken kan wel degelijk ook een vorm van bevrijdend spelen met de natuur en de wereld zijn en dan denk ik niet alleen aan kunstenaars maar ook aan ambachtslieden die het durfden om hun fantasie materieel te verwerkelijken in kathedralen, paleizen of woningen maar ook in bruggen, auto's of computers. Werken kan een ernstig spel zijn en dan is werken geen straf meer, althans niet uitsluitend.

Paz ziet dat ook zo. “Zeker, de mens is mens dank zij de arbeid; daar moet echter aan worden toegevoegd dat hij dat slechts volledig kan zijn wanneer hij zich losmaakt van zijn werk of wanneer hij het weet om te vormen tot een ceratief spel” (blz.68). Een mooie afsluiting van onze vraag of werken een straf is. Het is een straf zodra we op de een of andere manier niet speels kunnen werken. Dan wordt arbeid dodelijk ernst en onze lach een grimas en dat, ja dat is een straf.


3 opmerkingen:

  1. Werken een straf zal toch voor het overgrote merendeel der mensheid opgaan. Zeker ook in een land als Mexico.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Arbeid als creatief spel. Juist; zo heb ik het vaak gezien.Richard Sennett zegt daar zinnIge dingen over.Met den bijbel heb ik weinig..
    een mooie sprong maak je

    Groet
    Laila

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Laila: voor arbeid als creatief spel zou meer aandacht moeten zijn.

      Verwijderen